Waar Leonidas de mosterd haalt
Oost Java is een groene explosie. Vruchtbaarder nog dan Prinses Mathilde. Dankzij een schoollandkaart vinden we kleine wegen door voluptueuze velden met mais, aubergines, tabak, chilipepers en…. nu ja, de rest herkennen we niet. Tijd dus voor een plantation tour met een lokale specialist inzake eetbaar groeiend groensel.
Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat we in België geen aardappelplant van een rododendron kunnen onderscheiden maar de toer in Kalibaru in Oost Java, is een openbaring. De gids is een magiër: op de anderhalf uur durende tocht doorheen specerijen en spinnenwebben zal hij blijven attributen uit zijn kleine broekzak toveren. Van een speciaal mes om latex uit rubberbomen te kerven, tot een rijpe cacaovrucht met de afmeting van een pompoen. De fotograaf experimenteert met lenzen maar ik steek – tot afgrijzen van de twee andere koppels die het houden bij voorzichtig ruiken - alles in mijn mond wat de gids me aangeeft: van vanillebloemen over cacaobonen, tot stukken kaneelboom.
Een mens leert wat bij op zo’n plantagetocht: dat kruidnagelbomen het best gedijen in hoge, koele gebieden of in de schaduw van kokospalmen, omdat de bloemen bij warmere temperaturen blaadjes worden in plaats van kruidnagels.
Ook dat vanillebloemen manueel bevrucht moeten worden, dan 8 tot 11 maanden moeten rijpen in de schaduw en na het plukken nog wekenlang vocht moeten uitzweten in de ochtendzon. Enkel de ochtendzon. Geen wonder dat vanillestokjes, eens ze bij Dille en Kamille geraakt zijn, stukken van mensen kosten. Niet minder verrassend: zwarte en witte peper komen van dezelfde boom! Zwarte is gewoon onrijpe witte.
Indonesië heeft wel koffiebonen maar geen espressocultuur. Wel cacaobonen maar geen chocolade. Wel kaneel maar die vinden we nooit terug in de dessertjes. Deze luxe specerijen vinden hun weg op de exportsnelweg. De Vereenigde Oost-Indische Compagnie trok in de 17e eeuw niet voor niets haar kwartier in de Oost in Java op.
Tussen de struiken en de planten ruik ik glühwein en Leonidas en met een stukje vruchtvlees van de nootmuskaatvrucht in mijn mond, proef ik de aardappelpuree die mijn vader vroeger altijd royaal kruidde.
De fotograaf? Die deelt ondertussen foto’s uit aan de kindjes van de palmsuikerroerders en is even de populairste man op de plantage.