Incredible India, part II

(deel I vindt u hier)

Een dag of wat later fotografeer ik een aantal theepluksters.

IncrInd6De opzichter - de haan in het spreekwoordelijke kippenhok - doet letterlijk een boekje open over de werkomstandigheden: de vrouwen werken 8 uur per dag en hebbentargets - een woord dat ik sedert een career move, nog radikaler dan de Rote Armee Fraktion, niet meer gehoord heb. Indien ze 21 kilo halen, krijgen ze 120 roepies. Dat is omgerekend zo’n 2 euro, amper genoeg om in Brugge op een terrasje een theetje te drinken. Niet dat een retourtje Brugge er onmiddellijk inzit voor de dames. Betaald verlof is hierscience-fiction en met dit loon moeten ze een jaar hun targets halen, alleen al voor het vliegtuigticket.

IncrInd8Halen ze minder dan het dagquotum, dan wordt er van hun loon afgehouden. Plukken ze meer, dan  krijgen ze - een woord dat ik sinds diezelfde carrièreswitch spijtig genoeg niet meer gehoord heb - eenbonus! Capitalism, don’t you just love it?

Al merkt een beetje cijferaar meteen wie het bonus-systeem bedacht heeft: een eenvoudig rekensommetje leert dat als de pluksters het dubbele ophalen, en dus dubbel zo hard werken, ze maar 25% extra verdienen. De overige 75% van de bonus verdwijnt dus in de zakken van… de plantage-eigenaar. Die golfclubs, BMW’s en Europa-reisjes betalen zichzelf natuurlijk niet.

IncrInd2

Een flash forward van een paar uur. Een panning shot van theeplantages. Ook die lijken altijd groener aan de overkant. We fietsen door een van de mooiste Ghat (‘heuvel’-) routes die we in India al gezien hebben wanneer we stoppen voor de lunch. We maken kennis met de broer van de restaurant-uitbater: een naar Noorwegen uitgeweken zoon van een plantage-arbeider die vloeiend Engels spreekt. We vallen nog meer in verbazing wanneer hij een doctorandus in de antropologie blijkt te zijn, en een boompje opzet over Marx, Nietzsche, sociale determinatie en Foucault. Gelukkig heeft de Misses moraalfilosofie gestudeerd, want ik kan amper nog volgen bij het daaropvolgende filosofisch-antropologisch onderonsje. Hij stelt dat, door de lonen bewust laag te houden, de plantage-uitbaters zich steeds van nieuwe generaties werknemers verzekeren: het inkomen van de arbeiders is te laag om én van te leven, én de kinderen naar school te sturen, zodat die ongeschoold blijven en ook voor hen plantagewerk de enige optie is.

Daarmee is de cirkel al even rond als de glanzende aluminiumvelgen van de BMW van de plantage-eigenaar. Zelf is hij ontsnapt aan die voorbestemdheid. Al weet ik niet zo meteen of hij in Noorwegen, ‘waar mensen tegen vreemdelingen nog kouder zijn dan het klimaat,’ zoveel beter af is. Mijn wederhelft werpt nog op dat volgens Nietzsche de slaaf zijn meester uiteindelijk overwint, maar onze doctorandus is sceptisch.

Zijn scriptie zal waarschijnlijk nooit de toeristische brochures halen, en toch: in een tijdsspanne van twee dagen overnachten als een koloniaal op een plantage, kennis maken met de al even hardwerkende als onderbetaalde theepluksters, om tenslotte in een wegrestaurant aan de praat te raken over sociale determinatie met een naar Noorwegen uitgeweken antropologie-student die zelf de zoon is van een rubbertapper…

Incredible India. Indeed!

P.S. Nog een uurtje later fietsen we voorbij een vervallen, gesloten theefabriek. Zou Nietzsche alsnog gelijk krijgen?

IncrInd5