Een mallemolen genaamd Singapore

Shops

Wat krijg je als je Wijnegem Shopping Center, Galeries Toison d’Or, het Century Center, Woluwe Shopping Center, City 2 en nog een paar honderd van die betonnen winkelkubussen op een lapje grond van een paar vierkante kilometer neer zou poten? Juist… Singapore!

Zeggen dat Singapore iets met malls heeft is een understatement van het formaat ‘de Belgische kustlijn is moeders mooiste niet’. Sommige van die winkelwandelwouden zijn groot genoeg om verloren in te lopen. Je kan er gerust een paar schoenen in verslijten. Geen nood, het aanbod aan vervangexemplaren is peilloos. De toiletten – steevast gratis – zouden in een vijfsterren hotel niet misstaan. Ik ontwaarde er zelfs eentje met een verwarmbare poep-sproeier, omringd door een bedieningspaneel dat zo uit de gemiddelde space shuttle weggerukt leek. Normaal hoef ik niet zo nodig een handleiding  bij de ingebruikname van hoogtechnologisch materiaal  - ik lees de user manual van mijn camera’s meestal op de weg terug van de fotoshoot - maar hier heb ik toch maar vriendelijk gepast. Ik wilde namelijk niet - euh - zeiknat terug de mall in moeten. Met de hier alomtegenwoordige airco (beeld u de groentenafdeling van de Colruyt in) had ik in no time een bronchitis van formaat opgelopen. Al vond ik daar ongetwijfeld een remedietje voor in één van de vele apotheken, wat nog maar eens een bewijs is dat de meeste apotheken gewoon winkels met een vestigingswet zijn.

De malls zijn strategisch gelegen aan de uitgang van de belangrijkste metro-stations en zijn een soort van kapitalistische zwarte gaten: je komt nietsvermoedend uit de ondergrondse en nog voor je een voet in de buitenlucht hebt kunnen zetten, heeft het winkelcentrum je opgeslokt en sla je als een flipperbal heen en weer: van BillaBong over Burberry’s tot Burger King, want iedere mall heeft onderaan ook een food court, zodat je tussen twee shopping sprees door de inwendige mens wat kan versterken. Ook daar is – al zitten we in de kelder – de sky the limit: of wat dacht u van een Japanner van 600 vierkante meter waar je alle denkbare en – erger nog – ondenkbare (hamburger met frietjes, anyone?) Japanse specialiteiten buffetsgewijs kan soldaat maken.

Sommige malls zien er wat ouder en meer versleten uit, maar, net zoals de meeste van hun bezoekers, worden ze op tijd gefacelift. Wat ons – naadlozer dan mijn in deze omgeving onmodieus afstekende fietsbroek – bij het laatste nut van een mall brengt: de bovenste verdiepingen van vele malls worden namelijk ingenomen door de privé-praktijken van gezondheidsverstrekkers allerhande. Op één en dezelfde etage vind je een heuse medical mall van chiropractors, psychiaters (chiropractors voor de ziel), plastische chirurgen (de psychiaters van de toekomst) en genoeg specialisten om een medisch congres mee te bevolken. Mens sana in corpore sano is hier maar a MasterCard away. Een MasterCard die tegen een stootje kan, liefst, want voor niets gaat ook in Singapore enkel de zon op: een uurtje specialist kost al snel 500 Singapore Dollar, zo’n 250 €. Voor dat bedrag mag je je echter ook, tenzij je consultatie zich bij de oogarts afspeelt, onbeperkt tegoed doen aan de medische secretaresses-in-mantelpakjes-en-met-mannequin-allures die de dokterspraktijken draaiende houden en in onvervalst Singlish (Singapore English) de argeloze bezoeker, terwijl ze het op zich al gecontamineerde ‘it will cost cheaper’ uitspreken als ‘it will cost triple’, de stuipen op reeds daverende lijf jagen.

Ach, Singapore. Het is eens iets anders. Na het would-be kapitalisme van Bandung, onze laatste verblijfplaats in Indonesië, is Singapore the real deal. Tegenover het wagenpark dat hier rondrijdt, verbleekt de Knokse Avenue du Littoral als een (weliswaar designer-) jeansbroek die te lang in de javel gestaan heeft. Tussen de Rollses en de Maserati’s kan je echter af en toe een glimp opvangen van iemand die door de mazen van de mallemolen gevallen is: een haveloos vrouwtje verkoopt op een deken zakdoekjes en andere prullaria op het trottoir. Haar impromptu etalage is meteen de enige openluchtwinkel in de ganse omgeving. Een kreupele man speelt op een aan zijn rolstoel vastgemaakt keyboard Westerse hits, in de hoop wat schamele deviezen binnen te rijven. Ook dat is Singapore, met de klemtoon op de laatste lettergreep.

‘Het lijkt hier nog het meeste op Las Vegas’, dacht ik een paar dagen geleden, ‘Las Vegas zonder de casino’s.’ Maar toen had ik Singapore’s Marina Bay nog niet gezien, waar dag en nacht gewerkt aan drie nieuwe skyscrapers, die behalve condo’s van anderhalf miljoen euro (‘condominium’ is net als ‘loft’ gewoon een sjieke naam voor een overpriced appartement) ook onderdak zullen geven aan… een casino! Een money-mall. Het ontbrak er nog aan.

Casinos