Bandung: citylife

bandung-2Onze eindbestemming in Indonesië is Bandung, de vierde grootste stad. Bij het binnenrijden botsen we – alhamdoulilah-  op Wayan, een lieve Balinese politieagent. Hij tekent een plannetje naar een noordelijke wijk, waar de eenzame Planeet ons een hotelletje aanraadt. 16 km fietsen we nog, door de stad. Op een uur zien we meer auto’s dan op een week in het West Javaanse platteland. Uitlaatgassen, gebouwen met tientallen étages, chaos, neonreclame’s en… Starbucks. Citylife is overweldigend.

Maar het menselijke aanpassingsvermogen is niet minder verbluffend. Weken doe je zonder espresso, yoghurt, Engelskundigen, boekenwinkels, wifi of rauwe groenten en je mist het nauwelijks. De eerste dag in Bandung worden we letterlijk duizelig van het scala aan comsumptiemogelijkheden en we houden elkaar stevig vast (in de grote stad is dat soort intimiteit niet zo shockerend) wanneer we door één van de vele gigantische winkelcentra met neonlicht en muzak wandelen.

Na een dag past het stadsleven weer als de winterjas die je na het zomerreces tussen de mottenballen uithaalt: als gegoten. We drinken hete, schuimige cappucino (aan de prijs van een middagmaal in de kampung) bepotelen alles in de mac-store en na weken gefrituurde kip, vettige nasi goreng, zoute cap cay en kroepoek, gaan we ons te buiten aan de salad bar van de… Pizza Hut. (Wie had ooit gedacht dat we naar de Pizza Hut zouden trekken om gezond te eten?)

De frisse buitenlucht, het geluid van de zee of de zingende krekels en de verbluffende zichten zijn weer iets van op National Geographic geworden.
Een mens is een wonderlijk flexibel wezen en daar drinken we een cafe latte op.