Bali Pulau Dewata (godeneiland)
Bali is een hindoe-eiland met een heel eigen karakter. Mensen zijn hindoe, zoals ze man of vrouw zijn: het is geen keuze maar iets wat je meekrijgt bij je geboorte en dat je hele leven vorm en kleur geeft. De goden zijn overal. Altijd. Op de gekste plaatsen staan kunstzinnige offermandjes met rijst, bloemen, snoepjes,… Toen ik een vrouw complimenteerde met de prachtige bougainville en jasmijnbloemen in haar tuin, zei ze “oh, maar die bloemen zijn niet voor ons, die zijn voor de goden”.
Onderweg kom ik minstens één keer per dag in een ceremoniële stoet terecht. Elegante mannen, vrouwen en kinderen in gele, witte of zwart-wit geblokte sarongs met fruittorens, parasolletjes, beschilderde poppen… Zo’n ceremonie is feestelijk, ongedwongen en ingetogen tegelijk. Dat kunnen niet anders dan vriendelijke goden zijn, denk je dan.
De Balinezen leven volgens het idee van tri hita karana: het bewaren van harmonie tussen mens en mens, mens en natuur en mens en god. Geen God met een witte baard hoog in de hemel maar een oneindige en meervoudige godheid hier. Alles is god! Iedereen be-leeft god en het leven van elke mens is goddelijk. Dat is wel geen piece of cake, want daarvoor moet je als mens je dierlijke instincten beheersen –en nu wordt het tricky-: eten, drinken, sex, conflicten, geweld, passie… allemaal dierlijke opwellingen, waar je dus bovenuit moet stijgen. De heftige instant passies die de honden hier opvatten voor mijn kuiten of fietstassen zijn inderdaad niet erg harmonieus. Goede mensen laten zich dus niet leiden door passie maar door com-passie en dat is eigenlijk ‘passie voor de hele kosmos’, zegt mijn spirituele boekje. Hoe word je –in godsnaam- verliefd op de hele kosmos, vraag ik me dan af, -om het nog niet over het fysisch-technische aspect te hebben-.
In Bali eert men ook de Dewa, de voorvadergoden. Het idee dat je overleden familieleden nog in je leven zijn is fantastisch. Ik zou naar Bali verhuizen alleen al om mijn twee grootmoeders elke dag bij me te hebben. Al denk ik dat mijn ene, streng katholieke grootmoeder wat in de war zou zijn van al die kleurrijke goden met olifantenslurfen. De andere zit hier waarschijnlijk al ergens gegrilde kreeft te peuzelen en met overleden mannen in rokken te flirten.
Asih, asah, asuh.