Een helse fietsdag

postruth-2Voor wie stilletjes aan genoeg heeft van lyrische landschapsbeschrijvingen, Turkse lofzangen, culinaire wierook en positieve the-world-is-a-wonderful-place berichten, dit verslag van de Rauwe Realiteit. Het Leven Zoals het Is Met de Fiets Door Turkije. Een relaas van pech, afzien en wanhoop.

Het begon nochtans goed, die ochtend op de forelkwekerij waar we overnachtten. Met thee, verse kaas en komkommers en een tiental kilometer op en neer door het bos langs een stuwmeer. In Kızılı loopt het mis. Tot twee keer toe rijden we de verkeerde berg op. De eerste keer dat we het spoor bijster zijn, tekent een herder met zijn staf een plannetje in de aarde met de juiste weg.

postruthDe tweede keer is er uren aan een stuk geen mens te bekennen. Alleen vogels, ruisende rivieren en de wind die tegen de bergwanden het geluid van een rijdende auto imiteert (onze versie van het fata morgana). Geen wegwijzers, geschreven noch in de vorm van een bereidwillige medemens. Als we dan, wanneer de zon al hoog staat, toch het juiste aardewegje inrijden, gaat het meedogenloos steil omhoog. We kronkelen de berg op. Door de begroeiing zien we maar een tiental meters vooruit. Twee keer eindigt de weg plots in een T, zonder enige indicatie welke arm van de T de juiste is. We volgen ons gevoel en beide keren zal het juist blijken. De aardeweg is bezaaid met rotsblokken en losliggende stenen. Hier en daar een schorpioen. Mijn voorwiel komt –ondanks de 9 kg gewicht vooraan- omhoog, door een steen of de hellingsgraad. Mijn hartslag klopt tegen de binnenwand van mijn hoofd en mijn ademhaling heeft niets van de beheerste “ôm” die mij in yogamomenten bezielt. Insecten zoemen rond mijn bezwete hoofd, landen, bijten, knagen, grommen en pronken met hun eigen lichtvoetigheid. Niets wijst erop dat hier verder ooit een levend wezen langskomt.

naar_kozan kleinWat als we onszelf enkel dieper in het Niets aan het rijden zijn? Wat als de wolven na een magere winter hongerig achter de bomen hun lippen al aan het aflikken zijn? De fotograaf legt zich even op een matje om zijn rug rust te gunnen en ik schil onze laatste melige, smakeloze appel met het Zwitsers zakmes. Meteen ook ons enig verweer tegen de wolven.

Uren later, achter een bocht en ver na onze laatste krachten, duikt een huis op, en nog één,… De tranen springen in mijn ogen wanneer een bewoner ‘merhaba’ zegt. Zelden was mijn misantrope zelf zo blij mensen te zien. Het blijkt nog 15 kilometer naar Kozan, waar we in bungalowtjes kunnen overnachten maar in de verte zien we de zee. De zee!